Damietta

Damietta

Damietta werd in 1219 veroverd door een kruisvaardersleger. Toen het leger in 1221 naar Caïro optrok en verslagen werd, gaven de kruisvaarders in ruil voor een veilig aftocht de stad weer op.

Aan de oostelijke monding van de Nijldelta ligt in de 13e eeuw de rijke handelsstad Damietta. Samen met Alexandrië was het vanaf de Middellandse zee gezien één van de twee toegangspoorten tot Egypte. Waar Alexandrië ooit de voornaamste handelsstad van de regio was geweest, had Damietta haar aan het begin van de 13e eeuw al enige tijd overtroffen in rijkdom en aanzien. 

De Grieks sprekende bevolking had vanuit Alexandrië over Egypte geheerst, maar sinds eerst Fustat en later het daarnaast gelegen Caïro in de binnenlanden door moslim heersers waren gesticht om als zetel van de macht te dienen, had de oude Griekse stad aan de kust snel aan politiek belang ingeboet. Alexandrië lag veel te kwetsbaar, geïsoleerd aan de noordwestelijke monding van de Nijl — de meest recente aanval, van de Siciliaanse Normandiërs in 1174, hoewel een totale mislukking, had dat maar eens te meer bevestigd.

Damietta was veel beter te bereiken vanuit Caïro in het geval van nood, maar vooral ook in tijden van vrede. Vanuit Caïro gezien, met zijn straten vol ambachtslieden en talloze bazaars, was Damietta de ideale uitvalsbasis om producten door te verkopen aan de naar luxe oosterse producten smachtende handelaren, die in grote getale vanuit alle steden aan de Middellandse zee naar Egypte trokken.

De aanvoer van handelswaar en de toestroom van handelaren zorgde voor een levendige, aantrekkelijke stad, met volop werk. Er woonden dan ook meer dan 60.000 mensen in Damietta, die dankbaar profiteerden van de vruchtbare omgeving. Naast een meestal overvloedige aanvoer van graan van de akkers rondom de Nijl, was de stad zelf omgeven door boomgaarden, weidegronden en tuinen. Ook waren er veel vissen en vogels te vinden in het gebied. Als je geld had, kwam je in Damietta niets tekort.

Deze rijkdom werd uiteraard goed beschermd. Damietta lag kwetsbaar aan de kust. Om de stad veilig te houden — en daarmee heel Egypte — waren er zware verdedigingswerken gebouwd. De stad had maar liefst drie muren. Na de eerste muur was een wijde gracht gegraven, wanneer aanvallers de eerste horde zouden nemen, konden ze dus niet zomaar doorstoten. De muur achter de gracht was ook nog eens een stuk formidabeler dan de eerste. De belegeraars in 1218 telden maar liefst 28 torens op de middelste muur, vanaf deze torens kon elk punt rondom de stad in de gaten gehouden kon worden. Tot slot was er nog een laatste muur rondom de citadel van de stad. Zelfs wanneer de stad zelf viel, kon het verzet daarbinnen nog lang stand houden.

Aan de oostkant van de stad lagen moerasachtige meren, waarmee die kant effectief werd afgeschermd. Alleen de Nijl aan de westzijde vormde de zwakke schakel in de verdediging, aangezien aanvallers de rivier konden opvaren en daarna de stad vanaf de zuidkant konden belegeren. Daarom hadden de ingenieuze verdedigers een toren gebouwd midden in de Nijl, waarmee het bevaarbare gedeelte kon worden geblokkeerd door middel van een grote ketting, die vanaf de stadsmuur tot aan een toren werd gespannen. Aangezien de rivier verder aan de westkant van de toren te ondiep was voor grotere schepen, maar de toren zelf daardoor wel volledig omgeven werd door water, konden de bewoners van Damietta aan het begin van de 13e eeuw terecht zeggen, dat ze er toch zeker alles aan gedaan hadden om hun rijke en begeerde stad goed te verdedigen.

Het was juist deze rijkdom, gepaard gaande met de strategische positie van de stad, waardoor Damietta uiteindelijk als doelwit werd gekozen van de kruistocht waartoe paus Innocentius in 1213 middels de bul Quia maior had opgeroepen. Het grotere doel van deze kruistocht was het veroveren van heel Egypte en daarmee het omverwerpen van de Ajjoebiden dynastie — wiens gebieden de laatste kruisvaarder forten aan de kust van Palestina volledig omsloten. In 1218 heersten daar de oude broer van Saladin, op dat moment al een oude man, sultan Al-Adil, onder de kruisvaarders bekend als Saphadin, en zijn zoon Al-Kamil, die al bijna twintig jaar als onderkoning Egypte bestuurde. Naast Egypte en het grootste deel van Palestina, heerste de dynastie ook over Syrië en de zuidkust van het Arabisch schiereiland, waarmee ze een groot obstakel vormden voor een succesvolle verovering van Jerusalem.

Helaas voor Jillert — tenminste, dat ‘helaas’ moet uiteindelijk nog maar blijken — werd hij kort na aanvang van de belegering gevangen genomen.

* Jillert wordt waarschijnlijk de hoofdpersoon in het verhaal.

Delen

1 reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *