De ruïnes van Misr al-Fustat

De ruïnes van
Misr al-Fustat

Fustat werd in 641 gesticht en ontwikkelde zich tot een wereldstad, met op het hoogtepunt 200.000 inwoners. In de 13e eeuw wordt de stad overvleugeld door het nabij gelegen Caïro.

Hoewel het onheil al een mensenleven geleden plaats heeft gevonden, bekruipt Jillert toch een onheilspellend gevoel zodra hij de ruïnes van Fustat in het oog krijgt. Dit terwijl hij juist verwacht had zich trots en triomfantelijk te voelen, misschien zelfs wel met een beetje leedvermaak. De stad was tenslotte door de Saracenen zelf in brand gestoken toen het leger van Amalric, de toenmalige koning van Jeruzalem, in aantocht was. De vizier Shawar kon het idee dat zijn voormalige bondgenoot de stad en haar rijkdommen in handen zou krijgen niet verdragen en gaf opdracht om de hele boel dan maar te verbranden. ’Een hoop puin kan hij krijgen!’ zou hij geroepen hebben.

‘Ongelooflijk hè,’ krijgt hij te horen, ‘zo’n vijftig jaar geleden woonden hier nog 200.000 mensen.’
Dat is het,’ denkt Jillert, ‘dit was een plek waar mensen hun thuis hadden. Nu zijn de huizen ingestort, de straten zijn onbegaanbaar door het puin en de binnenplaatsen worden overwoekert door struiken. Het heeft gewoon iets tragisch; er hangt verdriet in de lucht.

Alleen de locatie waar de moskee van Amr had gestaan, was ondertussen helemaal vrijgemaakt en deze werd nu herbouwd. Toen de Islamitische generaal Amr ibn al-As Egypte veroverde op de Grieken, zou hij vlak voor de beslissende campagne waarin hij Alexandrië innam, zijn kamp daar hebben opgeslagen. Dit was op de oostelijke oever van de Nijl, net ten zuiden van de Nijldelta en ten westen van de berg Mokattam. Terwijl hij daar voorbereidingen trof voor het verdere verloop van de strijd, nestelde er een duif in zijn tent en deze legde daar een ei. Amr beschouwde dit als een goddelijk teken en besloot na de overwinning de nieuwe hoofdstad van Egypte op die plek te bouwen. 

Amr was toch op zoek naar een geschikte locatie, want de kalief had hem verboden om in Alexandrië te zetelen. Die stad lag volgens hem te ver weg van het Arabische kernland en daar waren te veel Griekse, Christelijke en Joodse invloeden op de nieuwe Arabische en Islamitische machthebbers. De bouw begon met de Moskee van Amr ibn-al As—de eerste moskee in Afrika—op de plek waar zijn tent had gestaan. De tenten van zijn leger werden daar omheen opgesteld en de nieuwe bewoners noemden de plek daarom Misr al-Fustat, de Stad der Tenten. Misr was de naam waarmee de Semitische buurvolken Egypte aanduiden en betekende daardoor in het Arabisch ook zoiets als ‘stedelijke beschaving’.

De stad groeide, zijn naam waardig, uit tot een echte metropool en was 500 jaar lang het administratieve en economische centrum van Egypte. Hoewel de Fatimiden in 969 vlakbij een nieuwe hoofdstad stichten, Al-Medina Al-Kahira, de Overwinnende Stad, oftewel Caïro, was dit aanvankelijk slechts de vorstelijke residentie. Fustat bleef doorgroeien en telde op haar hoogtepunt in de 12e eeuw meer dan 200.000 inwoners. Door deze omvang en doordat de stad op een verhoging was gebouwd om beschermd te zijn tegen overstromingen van de Nijl, leek Fustat vanaf een afstand op een berg. Dit effect werd versterkt doordat er vele huizen waren van wel zeven tot veertien verdiepingen hoog, met elk woonruimte voor honderden mensen. De stad als geheel torende daarom als een massief plateau boven de omgeving uit.

Fustat werd enorm welvarend en behoorde tot de rijkste steden ter wereld. Reizigers roemden de stad om de schaduwrijke straten, de prachtige groene tuinen en de exotische bazaars. De ambachtslieden uit Fustat waren wijd en zijd bekend om hun transparante groene glas en hun verfijnd aardewerk, dat ze kenmerkend beschilderden met een glanzende, metaalkleurige verf. Het was voor iedereen dan ook een grote schok dat de Egyptenaren in 1168 de stad zelf in brand staken, om te voorkomen dat al deze rijkdom in handen viel van het naderende kruisvaardersleger van koning Amalric.

In opdracht van de vizier Shawar moesten alle inwoners onmiddellijk de stad verlaten. Er werd ze geen tijd gegeven om hun spullen mee te nemen. Als een stel spoken, met witte verschrikte gezichten, schijnen ze in een lange stoet de stad verlaten te hebben. Terwijl ze stad uitgejaagd werden, plaatsen soldaten naar verluidt zo’n 20.000 potten met nafta; een bewerkte, heldere vorm van petroleum—uiteraard heel licht ontvlambaar. Daarnaast plaatsten ze zo’n 10.000 mish’al: ontplofbare potten met een mix van nafta, zwavel en bepaalde zouten. De exacte formule van deze bommen was, net zoals het Grieks vuur uit Constantinopel, een goed bewaard geheim. Een deel van de mensen weigerde te vertrekken en zocht een toevluchtsoord in de moskeeën en badhuizen—er is weinig van ze terug gevonden, ook omdat niemand op die macabere plekken durfde te graven.

Vierenvijftig dagen lang werd de stad opgeslokt door vlammen en rook. De verstikkende lucht maakte vechten in de buurt onmogelijk en de bewoners van Caïro even verderop sloten zich op in hun huizen. Shawar probeerde ondertussen Amalric af te kopen met twee miljoen goudstukken toen die dreigde om daarna Caïro in te nemen, maar dit bleek uiteindelijk niet nodig toen de Syrisch-Koerdische generaal Shirkuh en zijn neef Saladin ten tonele verschenen en Amalric zich gedwongen zag om zich met zijn leger terug trekken.

Met de glorie van Fustat, ging ook de dynastie der Fatimiden ten onder. Het was uiteindelijk niet Amalric, noch Shawar, maar Saladin die de macht over Egypte overnam en kort daarna zijn eigen dynastie zou stichten.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *