De onderzoeksvraag die Jean-Paul had opgesteld voldeed niet aan de eisen van zijn begeleiders. Die konden het onderling alleen nog niet echt eens worden over wat dan wel de juiste richting zou moeten zijn. Terwijl ze ruzie maakten over de beste formulering van de vraag zelf en wat er precies anders moest aan de bijbehorende opzet van het onderzoek, dwaalden de gedachten van Jean-Paul langs de vele keren dat die twee al met elkaar in conflict waren geweest.
Telkens had Jean-Paul het gevoel gehad dat hij partij moest kiezen. Tenminste, dat leken ze onder de oppervlakte van hem te verlangen, terwijl ze ondertussen zoveel mogelijk een masker van objectiviteit en professionaliteit probeerden te bewaren. Ze deden alsof ze ver boven de intriges van de ander stonden, waarbij het tragische was dat ze dit zelf nog leken te geloven ook. Ondertussen werd de hele afdeling betrokken bij hun ellebogenwerk.
Onbewust werd Jean-Paul meegezogen in het gedrag van de mensen om hem heen. Ook hij deed steeds vaker alleen maar voor de vorm aardig tegenover zijn directe collega’s en dacht ondertussen: ‘Wat is jouw agenda? Wat probeer je te bereiken en ten koste van wie?’ Dit wantrouwen vervormde zijn mensbeeld en het zou slechts een kwestie van tijd zijn voordat hij er ook naar begon te handelen.
Terwijl het gekibbel van zijn begeleiders voortduurde, kwam Jean-Paul tot de conclusie dat hij ze geen van beiden mocht. Sterker nog, hij haatte ze allebei evenveel.
*Dit is een schrijfoefening waarbij het beginwoord en het eindwoord door een willekeurige woorden generator zijn bepaald. In dit geval dus ‘onderzoeksvraag’ en ‘evenveel’. Het was vervolgens de uitdaging om daar een coherent verhaaltje tussen te schrijven.